ECLI:NL:CRVB:2005:AT8236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen credit-correctienota’s voor thuiswerksters
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gegrond werd verklaard. De rechtbank had het bezwaar van appellante tegen eerdere besluiten van 21 augustus 2002, die betrekking hadden op credit-correctienota’s voor thuiswerksters, niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de verzekeringsplicht van twee specifieke thuiswerksters, wat heeft geleid tot de onaantastbaarheid van die uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank van 31 december 1999, waarin de verzekeringsplicht van de twee thuiswerksters werd bevestigd, formele rechtskracht heeft verkregen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank in een latere uitspraak haar grieven tegen de berekeningswijze van de premielonen als prematuur heeft bestempeld. De Raad oordeelt echter dat er geen nieuw besluit is genomen dat rechtsgevolg heeft voor de twee thuiswerksters, waardoor het hoger beroep van appellante niet kan slagen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan in aanwezigheid van de griffier en openbaar uitgesproken op 9 juni 2005.