ECLI:NL:CRVB:2005:AT8245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzekeringsplichtige arbeid in het kader van grond- en grasmaaiwerkzaamheden
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. G. Raaben, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 1 juni 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 juni 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door mr. A.C. Winter. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, was niet vertegenwoordigd.
De kwestie draait om de vraag of de door betrokkene verrichte grond- en grasmaaiwerkzaamheden als verzekeringsplichtige arbeid moeten worden aangemerkt. Gedaagde had op basis van een looncontrole, uitgevoerd op 17 april 2000, geconcludeerd dat de werkzaamheden van betrokkene in de jaren 1996 en 1997 als premieloon moesten worden aangemerkt. Appellant had hiertegen correctienota's ontvangen, waartegen hij bezwaar maakte.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat betrokkene in privaatrechtelijke dienstbetrekking tot appellant stond, omdat hij zich verbond om werkzaamheden te verrichten en deze ook daadwerkelijk uitvoerde. De Raad heeft ook de gezagsverhouding tussen appellant en betrokkene beoordeeld. Het feit dat betrokkene op uurbasis werkte en dat zijn werkzaamheden essentieel waren voor de bedrijfsvoering van appellant, wijst op een gezagsverhouding. De Raad concludeert dat de arbeidsverhouding tussen appellant en betrokkene als een privaatrechtelijke dienstbetrekking moet worden aangemerkt, ondanks dat betrokkene in 1996 en 1997 als zelfstandig ondernemer kan worden beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat gedaagde terecht verzekeringsplicht heeft aangenomen op basis van de sociale werknemersverzekeringswetten. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.