ECLI:NL:CRVB:2005:AT8256
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens niet tijdig indienen van gronden
In deze zaak heeft appellante, gevestigd te Curaçao, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar bezwaar tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante de gronden van het bezwaar niet binnen de door gedaagde gestelde termijn van vier weken had ingediend. Appellante had verzocht om verlenging van deze termijn, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank stelde vast dat appellante, ondanks haar afwezigheid wegens vakantie, maatregelen had moeten treffen om ervoor te zorgen dat haar post tijdig werd behandeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 16 juni 2005 behandeld. Tijdens de zitting op 2 juni 2005 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de zaak desondanks behandeld. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante niet in staat was om tijdig gronden in te dienen. De Raad benadrukte dat appellante niet zonder meer mocht aannemen dat haar verzoek om uitstel zou worden gehonoreerd, vooral gezien de duidelijke communicatie van gedaagde over de termijn voor het indienen van de gronden.
De Raad heeft het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens werd opgemerkt dat gedaagde het besluit op bezwaar van 11 juli 2003 had herzien, maar dat de rechtbank nog moest beslissen op het beroepschrift dat tegen dit herziende besluit was ingediend. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor het toekennen van proceskosten aan appellante, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.