ECLI:NL:CRVB:2005:AT8350

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3864 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WW-uitkering wegens niet-beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin haar bezwaar tegen de weigering van een WW-uitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld op basis van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen die golden ten tijde van het geschil. Appellante stelde dat zij beschikbaar was voor arbeid en voldoende sollicitatiepogingen had ondernomen om per 1 augustus 2003 in aanmerking te komen voor een WW-uitkering.

De Raad oordeelde echter dat uit de beschikbare gegevens bleek dat appellante meende ziek te zijn en niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. De Raad vond het niet aannemelijk dat appellante daadwerkelijk beschikbaar was voor werk, mede door het ontbreken van een nadere toelichting op haar sollicitatie-inspanningen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit op een juiste feitelijke grondslag berustte.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Hoogenboom als voorzitter, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 april 2005. Het besluit van 17 november 2003, waarin het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard, bleef daarmee in stand.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/3864 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante is op bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 28 mei 2004, nr. 03/1476 WW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
II. MOTIVERING
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Bij het thans bestreden besluit van 17 november 2003 is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 augustus 2003 ongegrond verklaard en is bepaald dat zij per 1 augustus 2003 geen recht heeft op een WW-uitkering omdat zij per die datum niet beschikbaar was om arbeid te aanvaarden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef, en onder b, van de WW.
Het door appellante ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is bij voormelde uitspraak van de rechtbank ongegrond verklaard.
De Raad overweegt het volgende.
Appellante stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat zij beschikbaar was om arbeid te aanvaarden en dat zij binnen haar mogelijkheden en beperkingen voldoende sollicitatiepogingen heeft ondernomen om per 1 augustus 2003 voor een WW-uitkering in aanmerking te komen.
Naar het oordeel van de Raad moet uit de beschikbare gegevens worden afgeleid dat appellante meende te ziek te zijn om te kunnen werken, en kan uit die gegevens of uit voormeld standpunt niet worden afgeleid dat appellante destijds beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. Mede gelet op het ontbreken van een, eerder door gedaagde gevraagde, nadere toelichting op of onderbouwing van het door appellante gestelde omtrent sollicitaties die zij zou hebben verricht, is het naar het oordeel van de Raad niet aannemelijk geworden dat het bestreden besluit op een onjuiste feitelijke grondslag berust.
Gelet op het vorenstaande is de Raad met de rechtbank, op door de rechtbank in de aangevallen uitspraak vermelde overwegingen, van oordeel dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) L. Karssenberg.