ECLI:NL:CRVB:2005:AT8390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6487 ALGEM + 04/199 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en veroordeling proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hoger beroep door de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is ingetrokken. De zaak betreft een verzoek van twee verzoekers, die rechtsbijstand hebben ingeschakeld, om vergoeding van proceskosten na de intrekking van het hoger beroep. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder op 20 november 2003 een uitspraak gedaan in deze kwestie. De gemachtigde van de verzoekers heeft op 1 april 2005 verzocht om gedaagde in de proceskosten te veroordelen, nadat gedaagde geen verweerschrift had ingediend. De Raad heeft in zijn motivering artikel 21a van de Beroepswet toegepast, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten. De Raad heeft vastgesteld dat de verzoekers kosten hebben gemaakt voor rechtsbijstand in hoger beroep, en heeft deze kosten begroot op € 322,--. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat de vergoeding van proceskosten beperkt is tot de kosten van het hoger beroep, aangezien gedaagde al door de rechtbank was veroordeeld tot vergoeding van kosten in eerste aanleg. In de beslissing heeft de Centrale Raad van Beroep gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers tot het genoemde bedrag, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

03/6487 ALGEM + 04/199 ALGEM
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21a van de Beroepswet inzake de kosten van het geding tussen:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2], te [woonplaats], verzoekers,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Gedaagde heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 november 2003 tussen partijen gewezen uitspraak.
Mr. R.L.J.J. Vereijken, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Roermond, heeft namens verzoekers een verweerschrift ingediend.
Gedaagde heeft per fax van 23 maart 2005 het hoger beroep ingetrokken.
Per fax van 1 april 2005 heeft de gemachtigde van verzoekers verzocht gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
Gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
Artikel 21a van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de kosten kan worden veroordeeld.
De Raad stelt vast dat gedaagde het hoger beroep heeft ingetrokken en dat de gemachtigde van verzoekers bij brief van
1 april 2005 vergoeding van kosten van rechtsbijstand in hoger beroep vordert.
In aanmerking nemende dat van de zijde van verzoekers kosten zijn gemaakt voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, namelijk voor het indienen van een verweerschrift, acht de Raad termen aanwezig om het voorliggende verzoek te honoreren en bedoelde, voor vergoeding in aanmerking komende kosten te begroten op € 322,--.
Daarbij merkt de Raad op dat vergoeding van de proceskosten beperkt dient te worden tot de kosten van het hoger beroep nu gedaagde blijkens de aangevallen uitspraak reeds door de rechtbank is veroordeeld tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag groot € 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Aldus gegeven door mr. R.C. Schoemaker in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.