ECLI:NL:CRVB:2005:AT8527

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4048 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • K.J.S. Spaas
  • C.W.J. Schoor
  • N.J. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarbij zijn beroep op 2 juli 2004 werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep verklaarde op 21 januari 2005 het hoger beroep niet-ontvankelijk vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De opposant kwam in verzet tegen deze uitspraak. De behandeling van het verzet vond plaats op 17 mei 2005, maar beide partijen waren niet verschenen.

De Raad diende te beoordelen of de eerdere uitspraak terecht was, waarbij het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk werd aangemerkt. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was. De Raad verwees naar artikel 21 van de Beroepswet en artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht, en stelde vast dat de uitspraak van 21 januari 2005 in stand bleef. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.

De Raad benadrukte dat de opposant in een eerder schrijven was gewaarschuwd over de tijdsduur van het overmaken van het griffierecht en dat hij had moeten begrijpen dat het niet tijdig voldoen aan de betalingsverplichting zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het griffierecht was pas na de gestelde termijn op de rekening van de Raad bijgeschreven, wat de beslissing van de Raad om het verzet ongegrond te verklaren bevestigde.

Uitspraak

04/4048 WSF
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een tussen partijen gegeven uitspraak van de rechtbank Maastricht, kenmerk 03/1356 WSFBSF K1, van 2 juli 2004.
Bij uitspraak van 21 januari 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is van die uitspraak in verzet gekomen.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 17 mei 2005, waar partijen -met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van 21 januari 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is te achten.
Hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel geleid dan hetwelk is neergelegd in zijn uitspraak van 21 januari 2005.
De Raad merkt hierbij op dat opposant in het schrijven van 25 augustus 2004, verzonden op 26 augustus 2004, door de griffier erop is gewezen dat het overmaken van gelden via een bank aanzienlijke tijd kan vergen, zodat het raadzaam is het verschuldigde griffierecht zo spoedig mogelijk te voldoen. Ook gelet op de duidelijke tekst van de brief van 16 september 2004 had opposant moeten begrijpen dat indien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken, eindigend op 14 oktober 2004, op de rekening van de Raad is bijgeschreven dan wel ter griffie is voldaan, het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het griffierecht is, zo blijkt uit de overgelegde overschrijving, op 15 oktober 2004 van de rekening van opposant afgeschreven, waarna het eerst op 18 oktober 2004 op de rekening van de Raad is bijgeschreven.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op het zesde lid van laatstgenoemd artikel blijft de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. C.W.J. Schoor en mr. N.J. Haverkamp als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E.M.J. Hetharie als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
RG