ECLI:NL:CRVB:2005:AT8562
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WUV-uitkering op basis van gezondheidsklachten gerelateerd aan Japanse bezetting Nederlands-Indië
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1944 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV). Eiser stelt dat zijn gezondheidsklachten, die hij toeschrijft aan de gebeurtenissen tijdens de Japanse bezetting, hem belemmeren in het verwerven van een inkomen. De Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad heeft echter de aanvraag afgewezen, omdat de psychische klachten van eiser pas in 2001 invaliderend tot uiting zijn gekomen, volgens de adviezen van geneeskundig adviseurs van de verweerster.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn psychische klachten al vanaf zijn jeugd zijn ontstaan en dat deze klachten hebben geleid tot een verminderd functioneren en meerdere wisselingen van dienstbetrekkingen. Hij betwist dat hij op basis van medisch objectieve gegevens moet aantonen dat zijn ontslag in 1975 bij Philip Morris verband hield met zijn psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 12 mei 2005, waarbij eiser in persoon verscheen, vergezeld door zijn echtgenote. De verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel.
De Raad heeft overwogen dat volgens artikel 7 van de WUV recht op een uitkering bestaat voor vervolgden die door ziekten of gebreken, ontstaan of verergerd door de vervolging, niet in staat zijn een inkomen te verwerven. De Raad concludeert dat het bestreden besluit van de verweerster in rechte stand kan houden, en verklaart het beroep ongegrond. De Raad oordeelt dat er geen voldoende medische onderbouwing is voor de stelling van eiser dat zijn ontslag in 1975 verband hield met zijn psychische klachten. De Raad heeft de beslissing op 23 juni 2005 openbaar uitgesproken.