ECLI:NL:CRVB:2005:AT8838
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning burgeroorlogsslachtoffer wegens gebrek aan bewijs van oorlogscalamiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een man geboren in 1930 in het voormalige Nederlands-Indië, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan gebeurtenissen tijdens de Japanse bezetting. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen op 1 augustus 2002, omdat er geen bevestiging was van de door eiser gestelde oorlogscalamiteiten. Eiser maakte hiertegen geen bezwaar, waardoor dit besluit bindend werd.
In september 2003 diende eiser opnieuw een aanvraag in, waarin hij ook andere interneringslocaties noemde. Deze aanvraag werd op 5 maart 2004 afgewezen, en het bestreden besluit werd later gehandhaafd. De Raad oordeelde dat eiser weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat niet was aangetoond dat hij lichamelijk of psychisch letsel had dat leidde tot blijvende invaliditeit, zoals vereist door de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het bestreden besluit naar behoren was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de afwijzing. De Raad verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Zeilemaker, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen.