ECLI:NL:CRVB:2005:AT8861
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en de gevolgen van oorlogservaringen op de gezondheid
In deze zaak gaat het om de erkenning van eiser als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. Eiser, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in oktober 2003 een aanvraag ingediend voor erkenning en een toeslag, gebaseerd op gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn oorlogservaringen tijdens de Japanse bezetting en de daaropvolgende Bersiap-periode. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet voldaan zou zijn aan de eis van lichamelijk of psychisch letsel dat leidt tot blijvende invaliditeit.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zijn echtgenote als gemachtigde optreedt. In het beroepschrift wordt uiteengezet waarom eiser het niet eens is met de afwijzing. De verweerster heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is behandeld ter zitting op 19 mei 2005. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en zoon, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door een advocaat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad heeft de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs van de verweerster in overweging genomen, die concludeerden dat de psychische klachten van eiser niet in verband staan met de oorlogservaringen, maar eerder het gevolg zijn van een eerdere hersenvliesontsteking. De Raad oordeelt dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden besluit en verklaart het beroep ongegrond. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.