ECLI:NL:CRVB:2005:AT9118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over privaatrechtelijke dienstbetrekking en vergrijp door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. C.M. Mostert van LAR Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 juli 2004. De rechtbank had geoordeeld dat er voldaan was aan de vereisten voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellante en de betrokkenen. Appellante was het niet eens met deze uitspraak en voerde aan dat de beloning van de betrokkenen en het ontbreken van een gezagsrelatie niet in lijn waren met de vastgestelde dienstbetrekking.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 mei 2005, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de feiten zoals vermeld in de eerdere uitspraak van de rechtbank in overweging genomen. De rechtbank had vastgesteld dat de opgelegde boetenota's terecht waren, en dat er geen omstandigheden waren die de boeten onterecht zouden maken.
Na beoordeling van de argumenten van appellante, concludeert de Raad dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd moet worden. De Raad ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en bevestigt de uitspraak. De beslissing is genomen door mr. R.C. Schoemaker, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Reijnierse, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2005.