ECLI:NL:CRVB:2005:AT9823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid in verband met migraineaanvallen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De herziening vond plaats naar aanleiding van een besluit van 28 maart 2002, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante werd vastgesteld op 25-35%. Appellante betwistte deze herziening en voerde aan dat haar migraineaanvallen haar arbeidsvermogen aanzienlijk beperkten. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 22 april 2005 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl de gedaagde werd vertegenwoordigd door een medewerker van het Uwv. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante niet in staat was haar eigen werk als ziekenverzorgende te verrichten, maar dat zij wel in staat werd geacht om andere voorgehouden functies te vervullen. De Raad concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35% correct was vastgesteld, ondanks de migraineaanvallen die appellante ervoer.
De Raad oordeelde dat de door appellante aangevoerde argumenten over de frequentie en impact van haar migraineaanvallen niet voldoende onderbouwd waren. De medische gegevens en verklaringen van de huisarts gaven geen overtuigend bewijs dat de migraineaanvallen zodanig excessief waren dat ze de vervulling van de voorgehouden functies in de weg stonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.