ECLI:NL:CRVB:2005:AU0048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C.M. van Laar
- L.H. Vogt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 9 december 2003 geoordeeld dat het besluit van het Uwv van 10 december 2002, waarin het bezwaar van gedaagde tegen de vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie voor het jaar 2002 ongegrond werd verklaard, vernietigd moest worden. De rechtbank oordeelde dat de aan gedaagde opgelegde gedifferentieerde premie in strijd was met artikel 4 van het Besluit premiedifferentiatie WAO, omdat het Uwv voorschotten op uitkeringen ten onrechte had verdisconteerd in de premie. De rechtbank stelde dat alleen toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in aanmerking genomen mochten worden bij de vaststelling van het werkgeversrisicopercentage.
Tijdens de zitting op 24 februari 2005 is het hoger beroep behandeld. De appellant, vertegenwoordigd door L.E. Willemen, voerde aan dat het Uwv op basis van artikel 50, tweede lid, van de WAO een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij wijze van voorschot kan betalen, indien er onzekerheid bestaat over het recht op of de hoogte van de uitkering. Appellant betoogde dat een voorschot als een arbeidsongeschiktheidsuitkering moet worden beschouwd en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat voorschotten niet op gelijke wijze behandeld konden worden als toegekende uitkeringen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de mogelijkheid om voorschotten uit te betalen onder de bepalingen van de WAO valt en dat deze voorschotten ook meetellen bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie, mits er geen sprake is van een periode waarin aanspraak op uitkering niet mogelijk was. De Raad concludeerde dat het Uwv de gedifferentieerde premie correct had vastgesteld en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven.