ECLI:NL:CRVB:2005:AU0066
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burgeroorlogsslachtoffer wegens gebrek aan blijvende invaliditeit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door C.J. van Drongelen, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser, geboren in 1939 in het voormalige Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend om als burgeroorlogsslachtoffer erkend te worden op basis van gezondheidsklachten die hij toeschreef aan zijn oorlogservaringen. De aanvraag werd afgewezen omdat niet voldaan was aan de eis van blijvende invaliditeit als gevolg van oorlogsgeweld, zoals vereist door de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.
De Raad overwoog dat eiser weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat de psychische en lichamelijke klachten niet in verband konden worden gebracht met dit geweld. De arts J. Hansma had vastgesteld dat de psychische klachten, zoals slaapstoornissen, niet gerelateerd waren aan de oorlogservaringen en dat de lichamelijke klachten voortkwamen uit andere oorzaken. Eiser had de conclusies van de geneeskundig adviseur en de sociaal-geriater P. van Dijck betwist, maar de Raad vond de argumenten niet overtuigend genoeg om aan de bevindingen van de arts Hansma te twijfelen.
De Raad concludeerde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende medische onderbouwing bij aanvragen voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer en de strikte eisen die de wet stelt aan blijvende invaliditeit.