ECLI:NL:CRVB:2005:AU0496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boetenota's en boetebesluiten in het socialezekerheidsrecht
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 september 2004. De rechtbank had geoordeeld dat de boetenota's die aan gedaagden waren verzonden, geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar openstaat. De gedaagden hadden bezwaarschriften ingediend tegen de boetenota's, maar de rechtbank oordeelde dat de bezwaren ook gericht waren tegen de boetebesluiten, wat de appellant niet had erkend.
De Raad heeft de zaak behandeld op 23 juni 2005, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Odijk en de gedaagden door mr. J.D. Schouten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de boetenota's geen besluiten zijn, maar dat de bezwaarschriften van gedaagden ook betrekking hadden op de boetebesluiten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant in de proceskosten van gedaagden moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 966,-- wegens verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan op 7 juli 2005, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde. De Raad benadrukte dat de boetenota's niet als besluiten kunnen worden aangemerkt en dat de bezwaarschriften van gedaagden ook betrekking hadden op de boetebesluiten. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden, en er werd een recht van € 414,-- geheven van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.