ECLI:NL:CRVB:2005:AU0512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WW-uitkering door eigen toedoen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarbij haar WW-uitkering blijvend geheel werd geweigerd. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Boorder, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 12 augustus 2003, dat op 20 oktober 2003 ongegrond was verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage had op 28 april 2004 het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 juni 2005. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer, stelde dat appellante haar verplichtingen uit de Werkloosheidswet (WW) had overtreden door door eigen toedoen geen passende arbeid te behouden. Dit was het gevolg van herhaaldelijk te laat komen op haar werk als ontbijt- / algemeen medewerkster, wat leidde tot het niet verlengen van haar dienstverband. De rechtbank had geoordeeld dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat haar te laat komen niet aan haar kon worden verweten, ondanks haar stelling dat dit het gevolg was van ziekte.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad vond de stellingen van appellante niet voldoende onderbouwd, met name omdat zij geen medische gegevens had overgelegd ter ondersteuning van haar claim dat haar te laat komen het gevolg was van ziekte. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. Er waren geen termen aanwezig voor proceskostenvergoeding.
De uitspraak werd gedaan door mr. H. Bolt, met M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2005.