ECLI:NL:CRVB:2005:AU0554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5739 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • O.J.D.M.L. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van een hoger beroep, dat was ingesteld door de opposante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep had eerder, op 27 augustus 2004, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposante, wonende in Marokko, diende op 17 september 2004 een verzetschrift in, waarin zij aanvoerde dat het griffierecht op 19 februari 2004 was overgemaakt.

De Raad heeft inlichtingen ingewonnen bij de ABN AMRO bank te Amsterdam en vastgesteld dat de betaling van het griffierecht op 17 februari 2004 was ontvangen, maar dat het bedrag op 19 februari 2004 was teruggestort naar de rekening van de opposante. Dit gebeurde omdat op het overschrijvingsformulier niet duidelijk was vermeld naar welke bank het bedrag overgemaakt moest worden. De Raad oordeelde dat de gevolgen van een onjuiste of onduidelijke vermelding op het overschrijvingsformulier voor rekening van de opposante dienen te blijven.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, bijgestaan door mr. D.J. van der Vos en mr. O.J.D.M.L. Jansen als leden, en mr. J.E. Meijer als griffier. De uitspraak vond plaats op 22 juli 2005, na een zitting op 29 april 2005 waar de geopposeerde niet was verschenen.

Uitspraak

03/5739 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposante,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 augustus 2004 het door opposante ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van haar gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2002, onder nummer AWB 01/3621 AOW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposante op 17 september 2004 een verzetschrift – met bijlage – ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 29 april 2005, waar partijen
– geopposeerde met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
In het verzetschrift heeft opposante wederom aangevoerd dat het griffierecht op 19 februari 2004 (lees: 11 februari 2004) is overgemaakt op de rekening van de Raad.
Uit de bijlage bij het verzetschrift alsmede de eerder toegezonden bewijsstukken blijkt dat opposante door middel van een overschrijvingformulier het griffierecht heeft gestort via een Marokkaanse bank naar de ABN AMRO bank te Amsterdam, waarnaar het vervolgens naar de rekening van de Raad dient te zijn overgemaakt.
In verband hiermee heeft de Raad inlichtingen ingewonnen bij de ABN AMRO bank te Amsterdam.
Blijkens de ingewonnen informatie heeft de ABN AMRO bank het bedrag van € 87,-- op 17 februari 2004 ontvangen en op
19 februari 2004 teruggestort op de rekening van opposante, aangezien op het overschrijvingsformulier niet duidelijk was vermeld naar welke bank het bedrag overgemaakt moest worden.
De Raad overweegt dat de gevolgen van een onjuiste of onduidelijke vermelding op een overschrijvingsformulier voor rekening van opposante dienen te blijven.
Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. O.J.D.M.L. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.