ECLI:NL:CRVB:2005:AU0720
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onvolkomenheden in loonadministratie en de vraag naar opzet of grove schuld
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 mei 2004. De rechtbank had geoordeeld dat de bevindingen van een boekenonderzoek door de belastingdienst onvoldoende bewijs boden voor de aanname van opzet of grove schuld bij gedaagde, die een uitzendbureau exploiteert. Het boekenonderzoek, uitgevoerd in april 2002, onthulde verschillende onvolkomenheden in de loonadministratie van gedaagde, waaronder het niet opnemen van betaald loon in de verzamelloonstaat en het verkeerd berekenen van afdrachtverminderingen.
De Raad heeft de zaak op 23 juni 2005 behandeld, waarbij appellant zich liet vertegenwoordigen door mr. N.M.D. van Beek. Gedaagde was niet aanwezig. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de bevindingen van de belastingdienst niet voldoende waren om opzet of grove schuld aan te nemen. De Raad concludeerde dat de ernstige tekortkomingen in de administratie van gedaagde, zoals het niet indienen van loonbelastingkaarten en het gebruik van meerdere versies van loonstroken, duiden op grove schuld. De Raad oordeelde dat gedaagde haar verplichtingen niet kon nakomen door de gebrekkige administratie.
Het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen slaagde, en de aangevallen uitspraak werd vernietigd. De Raad verklaarde het inleidend beroep ongegrond, zonder aanleiding tot kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 juli 2005.