ECLI:NL:CRVB:2005:AU0926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die sinds 16 oktober 2000 uitviel wegens pijnklachten gerelateerd aan de ziekte van Bechterew. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die op 7 december 2001 had besloten dat appellant met ingang van 14 oktober 2001 geen recht had op een WAO-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellant had eerder een uitkering ontvangen in het kader van de Ziektewet en was onderzocht door verzekeringsarts T. van Burkom, die concludeerde dat appellant ondanks zijn aandoening nog in staat was tot lichte lichamelijke activiteiten.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 29 juni 2005 werd de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.L.J. Schilt-Thissen, en gedaagde door mr. R. Souka. Appellant voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen en dat de medische beoordelingen niet correct waren. De bezwaarverzekeringsarts W. Ruitenberg had echter bevestigd dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de beperkingen van appellant.
De Raad oordeelt dat de bevindingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn en dat er geen reden is om te twijfelen aan hun conclusies. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat moet worden geacht om met gangbare arbeid nog minstens hetzelfde te verdienen als voorheen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de Raad ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De uitspraak wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.