ECLI:NL:CRVB:2005:AU0930

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6427 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Bolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitaties

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin haar WW-uitkering met 20% gedurende 16 weken was gekort. De korting was opgelegd omdat appellante in de relevante periode, van 21 oktober 2002 tot en met 17 november 2002, in onvoldoende mate had gesolliciteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 juni 2005, waarbij gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet aanwezig was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat appellante in hoger beroep geen nieuwe argumenten had aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad oordeelde dat de eerdere beslissing van gedaagde op goede gronden was genomen en dat er geen aanleiding was om de kosten te compenseren op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Bolt, met M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2005. De Raad verwijst naar de feiten zoals weergegeven in de eerdere uitspraak van de rechtbank, die ook voor hem het uitgangspunt vormden voor de beoordeling van het geschil.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6427 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op 17 november 2003, nr. 03/382 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 juni 2005, waar partijen -gedaagde met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Voor de feiten verwijst de Raad naar hetgeen daaromtrent door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is weergegeven. Die feiten vormen, gelet op de inhoud van de gedingstukken, ook voor de Raad uitgangspunt voor zijn beoordeling van het voorliggende geschil.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of gedaagde bij het bestreden besluit van 30 januari 2003 op goede gronden het besluit van 20 november 2002 heeft gehandhaafd, bij welk besluit appellantes WW-uitkering met 20% gedurende 16 weken is gekort omdat appellante in de periode 21 oktober 2002 tot en met 17 november 2002 in onvoldoende mate heeft gesolliciteerd.
De Raad beantwoordt deze vraag, evenals de rechtbank, bevestigend en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in vergelijking met hetgeen eerder is aangevoerd, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad dan ook niet tot een ander oordeel kunnen brengen.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. H. Bolt in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005.
(get.) H. Bolt.
(get.) M.D.F. de Moor.
RW
206