ECLI:NL:CRVB:2005:AU0990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van plaatsingsbudget in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een eerder aan appellant toegekend plaatsingsbudget door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 6 juni 2003 had geoordeeld dat de besluiten van het Uwv om het budget te herzien en terug te vorderen rechtmatig waren. De rechtbank had vastgesteld dat appellant een budget had ontvangen op basis van een voltijds dienstverband met een arbeidsgehandicapte werknemer, maar dat dit dienstverband in werkelijkheid een deeltijdbetrekking was geweest die minder dan een jaar had geduurd. Hierdoor was het Uwv van mening dat het budget te hoog was toegekend en dat er een bedrag van f 5.931,-- onverschuldigd was betaald aan appellant.
Tijdens de zitting op 15 juni 2005 was appellant niet aanwezig, en ook de gedaagde partij had zich niet laten vertegenwoordigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en de toepasselijke regelgeving in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de besluiten van het Uwv juist waren. De Raad heeft de herziening en terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag van f 5.931,-- bevestigd, en heeft geoordeeld dat appellant geen grieven had aangevoerd die tot een andere conclusie konden leiden.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing werd uitgesproken op 20 juli 2005 door mr. M.I. ’t Hooft, met B.M. Biever-van Leeuwen als griffier.