ECLI:NL:CRVB:2005:AU1012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag van een WAO-besluit en de gevolgen voor de toekenning van uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant. Appellant, die als assistent procesleider werkte, viel op 15 januari 2001 uit met psychische klachten. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd werd hem bij besluit van 31 oktober 2002 een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Dit besluit werd echter door de rechtbank Haarlem ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep instelde.
Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van appellant aanvullende medische informatie ingediend, waaruit bleek dat er mogelijk medische argumenten waren om af te wijken van het eerdere medisch oordeel. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het bestreden besluit een deugdelijke medische grondslag ontbeert. De Raad oordeelde dat de medische situatie van appellant niet correct was weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst en dat er aanleiding was voor een nieuw besluit op bezwaar.
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het UWV een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bevindingen in deze uitspraak. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,= bedragen, en moet het UWV het betaalde griffierecht van € 116,= vergoeden aan appellant. De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2005.