ECLI:NL:CRVB:2005:AU1136

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2042 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling prestatiebeurs na studie

In deze zaak gaat het om de vraag of appellante haar prestatiebeurs over de maanden september 2000 tot en met augustus 2001 na haar studie moet terugbetalen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de vader van appellante, die gemachtigd is om namens haar op te treden. De zaak is ontstaan na een besluit van de Informatie Beheer Groep, waarin werd meegedeeld dat de prestatiebeurs van appellante over de maanden september 1999 tot en met augustus 2000 was omgezet in een gift, maar dat de prestatiebeurs over de maanden september 2000 tot en met augustus 2001 niet in een gift zou worden omgezet en dus terugbetaald moest worden. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Roermond. De vader van appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van appellante de voorgeschiedenis van de zaak uiteengezet, maar de Raad heeft besloten zich te beperken tot de toetsing van de weigering om de prestatiebeurs over de relevante maanden om te zetten in een gift. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank Roermond onderschreven en geoordeeld dat appellante recht heeft op omzetting van haar voorlopige lening prestatiebeurs over 24 maanden, maar dat er slechts 12 maanden in aanmerking komen voor omzetting, gezien de eerdere omzetting van de prestatiebeurs over de maanden september 1998 tot en met augustus 1999.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met J. Janssen als voorzitter en de andere rechters als leden, en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.

Uitspraak

04/2042 WSF
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 27 juli 2003 (Bericht prestatiebeurs 2003 no. 2) heeft gedaagde appellantes prestatiebeurs over de maanden september 1999 tot en met augustus 2000 omgezet in een gift en daarbij meegedeeld dat zij haar prestatiebeurs over de maanden september 2000 tot en met augustus 2001 na haar studie moet terugbetalen.
Bij besluit van 6 augustus 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde het namens appellante tegen het besluit van 27 juli 2003 ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard en de weigering om de studiefinanciering over de maanden september 2000 tot en met augustus 2001 om te zetten in een gift gehandhaafd.
Bij uitspraak van 10 maart 2004, nr. 03/1084 WSFBSF, heeft de rechtbank Roermond het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
[vader], de vader van appellante, heeft, daartoe door appellante gemachtigd, tegen de uitspraak van 10 maart 2004 hoger beroep ingesteld op bij beroepschrift van 15 april 2004 (met bijlagen) aangevoerde gronden.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend, gedagtekend 1 juni 2004.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 20 mei 2005. Voor appellante is verschenen [vader], voornoemd. Gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P.E. Merema, werkzaam bij de Informatie Beheer Groep.
II. MOTIVERING
Appellante heeft in het studiejaar 1998/1999 aan de Hogeschool Maastricht het eerste cursusjaar van de opleiding tolk-vertaler gevolgd. De over de maanden september 1998 tot en met augustus 1999 aan appellante toegekende voorlopige lening prestatiebeurs is bij besluit van 8 februari 2000 (Bericht prestatiebeurs no. 1, 9 januari 2000) omgezet in een gift, aangezien de opleidingsinstelling had doorgegeven dat appellante in het studiejaar 1998/1999 voldoende studiepunten had behaald.
Appellante heeft vervolgens van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2001 de tweejarige opleiding toeristisch management aan de Hogeschool Schoevers te Maastricht gevolgd. Na het behalen van het diploma van deze opleiding door appellante heeft gedaagde de voorlopige lening prestatiebeurs over de maanden september 1999 tot en met augustus 2000 omgezet in een gift. Appellantes bezwaar tegen het niet omzetten van de voorlopige lening prestatiebeurs over de maanden september 2000 tot en met augustus 2001 is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In het beroepschrift en ter zitting heeft de gemachtigde van appellante uitvoerig aandacht besteed aan de met het Bericht terugbetalen 2003, nr. 1 van 6 februari 2003 aangevangen voorgeschiedenis van het omstreden omzettingsbesluit.
Ofschoon de Raad begrip heeft voor de bij de gemachtigde van appellante levende gevoelens over de gehele gang van zaken, dient hij de voorgeschiedenis onbesproken te laten en zich, gegeven de door het bestreden besluit getrokken buitengrens van het geschil, te beperken tot de toetsing van de weigering om de voorlopige lening prestatiebeurs over de maanden september 2000 tot en met augustus 2001 om te zetten in een gift.
Dienaangaande overweegt de Raad dat hij zich volledig kan verenigen met de uitvoerige overwegingen waarop de rechtbank de aangevallen uitspraak heeft doen steunen. De rechtbank heeft, gelet op de in de artikelen 5.8, eerste lid, 5.7 en 5.12 van de Wet studiefinanciering 2000 neergelegde systematiek, met juistheid geoordeeld dat appellante op grond van het door haar overgelegde diploma van een tweejarige opleiding recht heeft op omzetting van haar voorlopige lening prestatiebeurs over 24 maanden en dat, nu de prestatiebeurs over de maanden september 1998 tot en met augustus 1999 reeds eerder was omgezet in een gift, nog slechts 12 maanden voor omzetting in aanmerking kwamen, in casu de maanden september 1999 tot en met augustus 2000.
Het hoger beroep treft dan ook geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.