ECLI:NL:CRVB:2005:AU1230

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/274 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij haar beroep tegen het besluit op bezwaar van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het verschuldigde griffierecht van € 31,-- niet tijdig was betaald, en dat er geen verschoonbare reden was voor het verzuim. Appellante heeft aangevoerd dat haar psychische en fysieke toestand haar belemmerde om tijdig te handelen. Ze stelde dat ze in een inactieve periode verkeerde en pas enkele dagen na het verstrijken van de termijn contact opnam met haar advocaat, J.H. Paal, om het griffierecht te betalen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 juli 2005, waarbij appellante aanwezig was met haar advocaat. Gedaagde was niet vertegenwoordigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante niet-ontvankelijk was in haar beroep. De Raad wees erop dat appellante gedurende de termijn van vier weken, zoals gesteld in de brief van 1 juli 2003, niet had aangetoond dat zij volledig niet in staat was om het griffierecht te betalen. Bovendien had zij in die periode wel contact opgenomen met haar advocaat voor het opstellen van een aanvullend beroepschrift, wat erop wijst dat zij in staat was om haar zaken te behartigen.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De beslissing werd uitgesproken door mr. drs. Th.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier M. Pijper, op 27 juli 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/274 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2003, reg.nr. 03/1826 NABW, waarbij haar beroep tegen het besluit op bezwaar van gedaagde van 4 maart 2003 niet-ontvankelijk is verklaard.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 13 juli 2005, waar appellante is verschenen, bijgestaan door J.H. Paal, en waar gedaagde zich - met voorafgaand bericht - niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De aangevallen uitspraak berust hierop, dat het bij het instellen van het beroep ingevolge artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde griffierecht van € 31,-- niet binnen de - laatstelijk - bij aangetekend verzonden brief van 1 juli 2003 gestelde termijn van vier weken is betaald, en voorts dat de rechtbank niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij is, evenals in eerste aanleg, in het bijzonder betoogd dat haar psychische en fysieke toestand ertoe leidt dat zij in de loop van iedere maand een kortere actieve en een langere inactieve periode kent. Gedurende die inactieve periode is zij niet in staat om haar zaken te behartigen. Dit heeft ertoe geleid dat zij zich pas enkele dagen na het verstrijken van de gestelde termijn tot J.H. Paal heeft gewend met het verzoek om namens haar het griffierecht over te maken.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank het beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij overweegt hiertoe allereerst, dat niet is gebleken dat appellante gedurende de gehele bij de brief van 1 juli 2003 gestelde termijn van vier weken niet in staat is geweest om zorg te dragen voor betaling van het griffierecht. Daarbij wijst de Raad erop, dat appellante in die periode blijkbaar wel in staat was om zich te wenden tot J.H. Paal voor het opstellen van haar - op 9 juli 2003 gedateerde - aanvullend beroepschrift. Bovendien mag van appellante, die zich kennelijk terdege bewust is van haar medische toestand, worden verwacht dat zij maatregelen neemt om haar zaken gedurende een inactieve periode naar behoren door derden te laten behartigen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) M. Pijper.
MvK20075