ECLI:NL:CRVB:2005:AU1328
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WUV-uitkering en beoordeling medische situatie van vervolgingsslachtoffer
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2005, gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een WUV-uitkering door de erven van een betrokkene die in Indonesië woonde. De aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die de betrokkene, geboren in 1935, toeschreef aan de vervolging die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog had ondergaan. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene op 21 juli 2004 is overleden en dat het geding is voortgezet door zijn erven.
De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, had eerder de aanvraag erkend, maar verklaarde het bezwaar van de betrokkene ongegrond. De Raad oordeelde dat de lichamelijke klachten van de betrokkene niet in verband stonden met de vervolging, maar door andere oorzaken waren ontstaan. De Raad baseerde zich op medisch advies en rapporten van verschillende artsen, die concludeerden dat er geen causaal verband was tussen de klachten en de vervolging.
De Raad heeft ook de regeling van de omgekeerde bewijslast besproken, maar oordeelde dat deze niet van toepassing was, omdat de medische wetenschap de oorzaken van de aandoeningen niet had kunnen vaststellen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor uitkeringen op basis van vervolging en de strikte eisen die aan het bewijs van causaal verband worden gesteld.