ECLI:NL:CRVB:2005:AU1330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5223 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • J.P. Schieveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verzet wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2005 uitspraak gedaan over een verzet dat door de opposant was ingediend tegen een eerdere uitspraak van 13 januari 2005. In die eerdere uitspraak was het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant had de verplichting om het griffierecht binnen vier weken na de datum van de aanmaning te voldoen, maar dit was niet gebeurd. De Raad had de opposant op 7 oktober 2004 schriftelijk gewezen op deze verplichting en op 28 oktober 2004 was hem nogmaals duidelijk gemaakt dat overschrijding van de termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Tijdens de zitting op 7 juli 2005 was de opposant niet aanwezig, terwijl de geopposeerde, vertegenwoordigd door mr. I. Wolfert, wel aanwezig was. De Raad constateerde dat het griffierecht pas op 29 november 2004 op de bankrekening van de Raad was bijgeschreven, wat betekent dat de opposant de termijn van vier weken had overschreden. De opposant voerde aan dat hij op 23 november 2004 opdracht had gegeven voor de betaling, maar de Raad oordeelde dat dit niet als verschoonbare omstandigheid kon worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat de opposant zelf verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van het griffierecht en dat de datum van bijschrijving bepalend is.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak in stand bleef. De beslissing werd genomen met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5223 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raadkamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 13 januari 2005 het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit van 19 augustus 2004 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
Tegen de uitspraak van 13 januari 2005 heeft opposant bij brief van 1 maart 2005, ontvangen ter griffie van de Raad op
2 maart 2005, verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 7 juli 2005. Daar is opposant niet verschenen. Geopposeerde heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. I. Wolfert, werkzaam bij de Pensioen- en uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is bij schrijven van 7 oktober 2004 opposant gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Bij aangetekend verzonden schrijven van 28 oktober 2004 is opposant erop gewezen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening per kas diende te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad diende te zijn bijgeschreven en is hem tevens erop gewezen dat hij er rekening mee diende te houden dat overschrijding van deze termijn niet-ontvankelijkverklaring van het beroep zou betekenen.
De Raad stelt vast dat de datum waarop het verschuldigde griffierecht uiterlijk per kas diende te zijn betaald dan wel op de bankrekening van de Raad diende te zijn bijgeschreven, 25 november 2004 was.
Het griffierecht is eerst op 29 november 2004 op de bankrekening van de Raad bijgeschreven, zodat moet worden vastgesteld dat opposant de in de brief van 28 oktober 2004 genoemde termijn van vier weken heeft overschreden. Het door opposant in verzet aangevoerde, te weten dat hij op 23 november 2004 opdracht had gegeven om het verschuldigde griffierecht over te schrijven, is geen omstandigheid die voormeld verzuim verschoonbaar doet zijn.
De Raad is van oordeel dat opposant zelf verantwoordelijk blijft voor de tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht. Bij de eerder genoemde brief van 7 oktober 2004 is opposant er op gewezen dat het overmaken van gelden via een bank aanzienlijke tijd kan vergen. Voorts is bij eerder genoemde brief van 28 oktober 2005 duidelijk vermeld dat beslissend is uitsluitend de dag waarop het bedrag is bijgeschreven.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2005.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.