ECLI:NL:CRVB:2005:AU1342

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5759 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een periodieke uitkering als vervolgingsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen een eiser, wonende in Australië, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De zaak betreft een besluit van de verweerster, genomen op 10 september 2004, waarbij de aanvraag van de eiser voor een periodieke uitkering als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. De verweerster stelde dat de eiser niet had aangetoond of voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië vervolging had ondergaan.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad, waarin hij zijn bezwaren tegen de afwijzing uiteenzette. In het verweerschrift heeft de verweerster uiteindelijk aangegeven het bestreden besluit niet langer te handhaven en te erkennen dat de eiser vervolging in de zin van de Wet heeft ondergaan. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere afwijzing niet deugdelijk gemotiveerd was, wat in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad heeft vastgesteld dat het beroep van de eiser gegrond is en heeft het bestreden besluit vernietigd. De verweerster is opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de aanvraag van de eiser op medische merites moet worden beoordeeld. Tevens is bepaald dat de Pensioen- en Uitkeringsraad het door de eiser betaalde griffierecht van € 35,- dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten die de rechten van betrokkenen raken.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5759 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats] (Australie), eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. INLEIDING
Onder dagtekening 10 september 2004, kenmerk JZ/C60/2004/0604, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dat besluit heeft eiser bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft eiser uiteengezet waarom hij zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 27 april 2004, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, heeft verweerster eisers aanvraag van 25 juni 2003 om toekenning van een periodieke uitkering als vervolgde in de zin van de Wet afgewezen op de grond dat niet is aangetoond of voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië vervolging heeft ondergaan.
Bij het onder I. genoemde verweerschrift heeft verweerster te kennen gegeven dat zij het bestreden besluit niet langer handhaaft en alsnog aanvaardt dat eiser vervolging in de zin van de Wet heeft ondergaan. In dat verband heeft verweerster overwogen dat op grond van nader verkregen informatie voldoende aannemelijk wordt geacht dat eiser in de periode 1943-1945 internering heeft ondergaan.
De Raad kan niet anders dan vaststellen dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en derhalve dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voorts ligt nu op de weg van verweerster de aanvraag van eiser met inachtneming van artikel 3:2 van de Awb op medische merites te beoordelen.
Gelet op het voorgaande dient het beroep dan ook kennelijk gegrond te worden verklaard.
Nu niet is gebleken van kosten welke op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen, beslist de Raad als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad va Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat verweerster een nieuw besluit neemt met in achtneming van deze uitspraak;
Gelast dat de Pensioen- en Uitkeringsraad het door eiser betaalde griffierecht ad € 35,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen dertien weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.