ECLI:NL:CRVB:2005:AU1342
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een periodieke uitkering als vervolgingsslachtoffer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen een eiser, wonende in Australië, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De zaak betreft een besluit van de verweerster, genomen op 10 september 2004, waarbij de aanvraag van de eiser voor een periodieke uitkering als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. De verweerster stelde dat de eiser niet had aangetoond of voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië vervolging had ondergaan.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad, waarin hij zijn bezwaren tegen de afwijzing uiteenzette. In het verweerschrift heeft de verweerster uiteindelijk aangegeven het bestreden besluit niet langer te handhaven en te erkennen dat de eiser vervolging in de zin van de Wet heeft ondergaan. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere afwijzing niet deugdelijk gemotiveerd was, wat in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft vastgesteld dat het beroep van de eiser gegrond is en heeft het bestreden besluit vernietigd. De verweerster is opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de aanvraag van de eiser op medische merites moet worden beoordeeld. Tevens is bepaald dat de Pensioen- en Uitkeringsraad het door de eiser betaalde griffierecht van € 35,- dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten die de rechten van betrokkenen raken.