ECLI:NL:CRVB:2005:AU1346
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende letsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Berkel, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van lichamelijke en psychische klachten die hij toeschrijft aan zijn ervaringen tijdens de Japanse bezetting en de daaropvolgende Bersiapperiode. De aanvraag werd afgewezen omdat niet voldaan was aan de wettelijke eis van lichamelijk en/of psychisch letsel dat leidt tot blijvende invaliditeit.
De Raad overwoog dat eiser weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat zijn psychische klachten, waaronder een lichte chronische posttraumatische stressstoornis, niet voldoende ernstig waren om als invaliditeit te worden aangemerkt. De Raad baseerde zijn oordeel op een medisch rapport van arts G.J. Laatsch, dat concludeerde dat de beperkingen van eiser in zijn dagelijks functioneren minimaal waren. Eiser bestreed de juistheid van deze beoordeling en voerde aan dat de medische advisering onzorgvuldig was en dat de beschikbare gegevens onjuist waren gewaardeerd.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit, dat was voorbereid op basis van gedegen medisch advies, in rechte stand kon houden. De Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de arts Laatsch en wees de argumenten van eiser af. De Raad besloot het beroep ongegrond te verklaren en kende geen proceskostenvergoeding toe, aangezien er geen termen aanwezig waren om dit te doen.