ECLI:NL:CRVB:2005:AU1348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Herziening van een besluit inzake uitkeringen voor burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij een aanvraag van eiseres om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer en in aanmerking te komen voor een periodieke uitkering, is afgewezen. Eiseres, geboren in 1940, had in februari 2002 een aanvraag ingediend op basis van gezondheidsklachten die zij toeschrijft aan haar ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het besluit van 22 november 2002, waarin haar aanvraag werd afgewezen, leidde tot bezwaar, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 juli 2005, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar verweerster werd vertegenwoordigd door mr. I. Wolfert. De Raad overweegt dat het bezwaar van eiseres, dat te laat was ingediend, door verweerster ambtshalve is aangemerkt als een verzoek om herziening. De Raad stelt vast dat deze handelswijze in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het rechtsmiddel van herziening niet kan worden gebruikt om een overschrijding van de bezwaartermijn te herstellen.
De Raad vernietigt het bestreden besluit van 20 oktober 2004 en het daaraan ten grondslag liggende besluit van 28 februari 2003, omdat deze besluiten niet in stand kunnen blijven. Tevens wordt bepaald dat het betaalde griffierecht van € 35,-- door de Pensioen- en Uitkeringsraad aan eiseres wordt vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak om binnen de wettelijke termijnen te handelen en bevestigt de geldende jurisprudentie met betrekking tot het aanmerken van bezwaarschriften en verzoeken om herziening.