ECLI:NL:CRVB:2005:AU1810

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2436 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.I. ’t Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van individuele vervoerskostenvergoedingen en invoering van een Collectief Vraag-afhankelijk Vervoerssysteem

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het systeem van individuele vervoerskostenvergoedingen voor een appellant met een handicap, die voorheen een forfaitaire tegemoetkoming ontving voor het gebruik van zijn eigen auto. De gemeente Sint-Oedenrode heeft per 1 mei 2002 een Collectief Vraag-afhankelijk Vervoerssysteem (cvv) ingevoerd, waarbij de bestaande vervoersvergoeding werd beëindigd en een afbouw in drie jaar werd aangekondigd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door het College van burgemeester en wethouders.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 15 juli 2002 ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de relevante feiten en regelgeving in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, ondanks zijn medische beperkingen, gebruik kan maken van het cvv, mits er voldoende beenruimte is in de vervoermiddelen. Dit oordeel is gebaseerd op een advies van Argonaut B.V., dat de geschiktheid van het cvv voor appellant bevestigde.

De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank de beëindiging van de individuele vervoerskostenvoorziening terecht in stand heeft gelaten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. ’t Hooft, met C.H.T.W. van Rooijen als griffier, op 16 augustus 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/2436 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
‘s-Hertogenbosch van 3 april 2003, reg.nr. 02/2181 WVG.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 3 augustus 2005, waar partijen, gedaagde met bericht, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Mede gelet op de inhoud van de gedingstukken verwijst de Raad voor de in dit geding van belang zijnde feiten, de toepasselijke regelgeving en de standpunten van partijen in eerste aanleg naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
In verband met zijn handicap en de daaruit voortvloeiende mobiliteitsproblemen ontving appellant ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de daarop gebaseerde gemeentelijke verordening (de Verordening) een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten van vervoer voor gebruik van de eigen auto. Op 27 september 2001 heeft het gemeentebestuur van Sint-Oedenrode met inachtneming van de in de Verordening in artikel 1.2, eerste lid, onder c en artikel 3.2, tweede lid, neergelegde uitgangspunten (te weten: het primaat van het collectief vervoer als in beginsel de goedkoopste adequate voorziening) besloten tot de invoering per 1 mei 2002 van een Collectief Vraag-afhankelijk Vervoerssysteem van deur tot deur (hierna: cvv). In verband daarmee is tevens besloten tot beëindiging per gelijke datum van het systeem van individuele vervoerskostenvergoedingen met een afbouw in drie jaar.
In dit kader heeft gedaagde bij besluit van 30 januari 2002 de bestaande vervoersvergoeding beëindigd met ingang van 1 mei 2002 en meegedeeld dat appellant in plaats daarvan gebruik kan maken van het cvv. Daarnaast is bepaald dat de vergoeding met inachtneming van een overgangsregeling in drie jaar wordt afgebouwd. Het tegen dat besluit gemaakte bezwaar is door gedaagde bij besluit op bezwaar van 15 juli 2002 ongegrond verklaard. Hieraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellant, rekening houdende met zijn medische beperkingen, gebruik kan maken van het cvv en daarmee in zijn naaste leefomgeving in aanvaardbare mate kan deelnemen aan het leven van alledag.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 15 juli 2002 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep op nagenoeg dezelfde als de in eerste aanleg aangevoerde gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Uitgaande van het hiervoor vermelde toepasselijke toetsingskader ingevolge de Verordening en de Wvg en lettend op de ter beschikking staande medische en andere gegevens, is de Raad, evenals de rechtbank in de aangevallen uitspraak, tot het oordeel gekomen dat de rechtbank de beëindiging van de individuele vervoerskostenvoorziening van appellant met ingang van 1 mei 2002 terecht in stand heeft gelaten. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat aan het bestreden besluit een advies van Argonaut B.V. van 28 januari 2002 ten grondslag ligt. De arts van Argonaut B.V. komt in dit advies, op basis van dossierstudie, huisbezoek en een beperkt en gericht lichamelijk onderzoek tot het oordeel dat appellant gebruik kan maken van het cvv, mits hij voldoende beenruimte heeft om met een gestrekte linker knie te kunnen in/uitstappen en te zitten. Niet is gebleken dat het door gedaagde aangeboden cvv niet beschikt over vervoermiddelen met voldoende beenruimte. Bovendien kan - en moet - de chauffeur zonodig hulp verlenen bij het in- en uitstappen.
Gelet op de inhoud en de wijze van totstandkoming van het rapport van Argonaut B.V. en het feit dat door appellant geen medische stukken zijn overgelegd waaruit de onjuistheid blijkt van de in dat rapport neergelegde bevindingen komt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak, met de strekking waarvan de Raad zich verenigt, voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.I. ’t Hooft in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2005
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) C.H.T.W. van Rooijen.
JK/1185