ECLI:NL:CRVB:2005:AU1821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin haar beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellante ten onrechte een WW-uitkering ontving, terwijl zij tegelijkertijd inkomsten had uit een parttime functie als pastoraal assistent. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 juli 2005, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. A.H. Rebel.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante sinds 1 september 1996 een WW-uitkering ontving, berekend op basis van 32 uur per week. Vanaf 12 mei 1998 werkte zij echter 20 uur per week, wat leidde tot een onjuiste uitbetaling van haar WW-uitkering. Gedaagde had de uitkering herzien en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen ingesteld. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij geen recht had op de volledige uitkering, gezien haar parttime werk.
De Raad bevestigde het beleid van gedaagde, dat stelt dat als een werknemer redelijkerwijs kan begrijpen dat hij of zij ten onrechte een uitkering ontvangt, deze met terugwerkende kracht kan worden herzien. In dit geval was het bedrag dat appellante onterecht had ontvangen vastgesteld op f 1.857,78. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat dit alleen kan worden toegewezen bij gegrondverklaring van het beroep. De Raad concludeerde dat de herziening van de WW-uitkering en de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag terecht waren.