ECLI:NL:CRVB:2005:AU1825
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- A.D. van Dissel-Singhal
- J.G. Treffers
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Ouderdomspensioen en inbouw AOW in pensioen van voormalig lid Tweede Kamer
In deze zaak gaat het om de vraag of de inbouw van de AOW in het ouderdomspensioen van eiser, een voormalig lid van de Tweede Kamer, correct is vastgesteld. Eiser heeft tegen een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Het besluit, genomen op 16 maart 2004, betrof de uitvoering van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA). Eiser was van mening dat de inbouw van de AOW in zijn pensioen niet correct was, omdat zijn huidige echtgenote geen recht had op nabestaandenpensioen volgens de wet. De Raad heeft de zaak op 14 juli 2005 behandeld, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. F.M.H. Kok.
De Raad heeft vastgesteld dat eisers diensttijd vóór 1 januari 1986 ligt, wat betekent dat de inbouw in zijn pensioen moet worden vastgesteld volgens de dwingend-rechtelijke bepalingen van de wet. De Raad oordeelt dat de Minister de wet correct heeft toegepast door de inbouw in het pensioen van eiser vast te stellen met inachtneming van het gezamenlijke AOW-pensioen van eiser en zijn echtgenote. Eiser's bezwaar dat zijn huidige echtgenote geen recht heeft op nabestaandenpensioen werd door de Raad als niet relevant voor deze zaak beschouwd, omdat er geen relatie bestaat tussen de inbouwbepalingen en het recht op nabestaandenpensioen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van eiser ongegrond verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.L.M.J. Stevens als voorzitter en A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 augustus 2005.