ECLI:NL:CRVB:2005:AU1895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.E.M.J. Hetharie
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de meegewogen informatie door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin de arbeidsongeschiktheid van de appellante is beoordeeld. Appellante, werkzaam als directiesecretaresse, heeft sinds 2000 te maken met gezondheidsproblemen, waaronder enkelklachten en RSI. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellante een WAO-uitkering heeft toegekend in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%. De rechtbank heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, wat leidt tot het hoger beroep.
De Raad oordeelt dat de rechtbank de door appellante aangeleverde informatie, waaronder medische gegevens van behandelend artsen, voldoende heeft meegewogen. De rechtbank concludeert dat de verdiencapaciteit van appellante in de resterende functies niet significant is aangetast, ondanks het vervallen van haar functie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen reden is om de bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. De Raad wijst erop dat de informatie van de bezwaarverzekeringsarts en de rapporten van de behandelend artsen in overeenstemming zijn met de vastgestelde beperkingen van appellante.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De zaak is behandeld op 20 juli 2005, maar partijen zijn niet verschenen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2005.