ECLI:NL:CRVB:2005:AU2031

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/493 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft opposante, wonende in Indonesië, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 december 2003. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 februari 2005 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante het griffierecht niet tijdig had voldaan. Hierop heeft opposante op 4 mei 2005 verzet aangetekend, dat op 12 mei 2005 ter griffie is ontvangen. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat een verzetschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet langer dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In dit geval was het verzetschrift, gedateerd 4 mei 2005, te laat ingediend, aangezien het pas op 12 mei 2005 ter griffie is ontvangen. De Raad heeft ook opgemerkt dat de enkele mededeling van opposante dat zij de uitspraak niet heeft ontvangen, niet voldoende is om aan te nemen dat zij niet in verzuim is geweest. De uitspraak van 11 februari 2005 was aangetekend verzonden en was niet aan de Raad retour gekomen. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en heeft dit beslist met toepassing van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/493 AOR
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], Indonesië, opposante
en
het bestuur van de Stichting het Gebaar, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposante heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ’s-Gravenhage op 19 december 2003, nummer AWB 03/3186 BESLU, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 10 februari 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan.
Tegen deze uitspraak is door opposante verzet gedaan bij brief van 4 mei 2005. Het verzetschrift is op 12 mei 2005 ter griffie van de Raad ontvangen.
II. MOTIVERING
In de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:4, 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt.
De termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet langer dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het verzetschrift gedateerd 4 mei 2005 is op 12 mei 2005 ter griffie ontvangen. Hieruit volgt dat het verzetschrift niet is ingediend binnen de hiervoor genoemde termijn.
Opposante heeft bij brief van 11 april 2005 meegedeeld de aangevallen uitspraak van
10 februari 2005 niet te hebben ontvangen en verzocht om toezending van een kopie van de desbetreffende uitspraak. Op 22 april 2005 is per gewone post een afschrift van de uitspraak aan opposante verzonden.
De enkele mededeling van opposante dat de aangevallen uitspraak haar niet heeft bereikt, bevat geen reden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Hiertoe overweegt de Raad dat de op 11 februari 2005 aangetekend verzonden uitspraak door TPG Post niet aan de Raad retour is gezonden en opposante niet heeft aangegeven van adres te zijn veranderd.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposante gedane verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Met de toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) P. van der Wal.
HD
25.08