ECLI:NL:CRVB:2005:AU2095
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% met een dagloon van € 65,78, ingaande op 1 februari 2000. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 26 juli 2005, maar beide partijen zijn niet verschenen.
De Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek dat aan de beoordeling ten grondslag ligt, voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad verwijst naar artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een bestuursorgaan de nodige kennis moet vergaren over relevante feiten en belangen bij de voorbereiding van een besluit. Hoewel het niet inwinnen van informatie bij behandelend artsen kan leiden tot een oordeel over de zorgvuldigheid van het onderzoek, is dit niet in alle gevallen doorslaggevend.
De Raad concludeert dat de belastbaarheid van appellante niet is overschat en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van 10 juli 2002. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K.J.S. Spaas, in aanwezigheid van griffier M.H.A. Jenniskens, op 6 september 2005.