ECLI:NL:CRVB:2005:AU2103

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5169 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J.S. Spaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-schatting en rechtsgevolgen

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A. Schadd, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 augustus 2003. De rechtbank had het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Het bestreden besluit, dat appellant als 35 tot 45% arbeidsongeschikt had aangemerkt, werd door de rechtbank als onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd beschouwd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de medische informatie die door gedaagde was overgelegd, geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant op de datum in geding.

Tijdens de zitting op 26 juli 2005 is de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door mr. B.P.J. van Riel en gedaagde door mr. C. Vork-Ebing. In hoger beroep heeft appellant verzocht om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen nieuwe medische of andere informatie is gepresenteerd die de eerdere beoordeling van gedaagde zou kunnen ondermijnen. De grieven van appellant zijn afdoende weerlegd door gedaagde.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. K.J.S. Spaas, in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 september 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5169 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het
Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. J.A. Schadd, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 augustus 2003, nummer SBR 02/1379, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 26 juli 2005, waar appellant is verschenen bij gemachtigde mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Utrecht en kantoorgenoot van mr. Schadd, en waar namens gedaagde is verschenen mr. C. Vork-Ebing, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 29 mei 2002, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen een besluit van 17 december 2001, waarbij appellant is medegedeeld dat hij naar het oordeel van gedaagde ongewijzigd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Daartoe is, kort gezegd, in de aangevallen uitspraak overwogen dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen en ontoereikend is gemotiveerd maar dat de in beroep door gedaagde overgelegde medische informatie, bezien in samenhang met de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende stukken, geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van de door gedaagde vastgestelde belastbaarheid van appellant op de datum in geding.
In hoger beroep is namens appellant op de in het aanvullend beroepschrift vermelde gronden kennelijk bedoeld te verzoeken de aangevallen uitspraak te vernietigen voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigd besluit in stand zijn gelaten.
Hetgeen in hoger beroep van de zijde van appellant is aangevoerd geeft de Raad geen aanleiding om de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, niet in stand te laten.
Ook in hoger beroep is geen medische of andere informatie verstrekt op grond waarvan getwijfeld zou kunnen worden aan de juistheid van het oordeel van gedaagde met betrekking tot de belastbaarheid van appellant op de datum in geding.
De in aanvullend beroepschrift vermelde grieven tegen de aangevallen uitspraak zijn bij verweerschrift in hoger beroep afdoende weerlegd. De Raad heeft daaraan niets toe te voegen.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) M.H.A. Jenniskens.
Gw