ECLI:NL:CRVB:2005:AU2109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid in het kader van WAO-schatting
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2005, gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 november 2003. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Looijenga van FNV Ledenservice, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 augustus 2002. Dit besluit stelde dat appellant, ondanks beperkingen, geschikt was voor de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden. De Raad concludeert dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn aangevoerd in hoger beroep die het oordeel van de rechtbank zouden kunnen veranderen. De Raad bevestigt dat de aangenomen beperkingen van appellant ten aanzien van het verrichten van arbeid juist zijn en dat appellant in staat is de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de geselecteerde functies. De Raad merkt op dat de beschikbare gegevens voldoende informatie bieden over de gezondheidstoestand van appellant op de relevante datum, en dat de eigen mening van appellant over zijn gezondheid niet het gewicht heeft dat hij eraan hecht.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. K.J.S. Spaas, in aanwezigheid van griffier M.H.A. Jenniskens.