ECLI:NL:CRVB:2005:AU2257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W. Schuttel
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en vergoeding van kosten in bezwaar
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Appellant, werkzaam bij de Stadsreiniging van Amsterdam, werd per 15 augustus 2001 ontslagen. Hij had zich echter ziek gemeld en verzocht om een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Het UWV weigerde deze uitkering, omdat er onzekerheid bestond over de rechtmatigheid van het ontslag. De rechtbank Zwolle verklaarde het beroep tegen deze weigering ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het UWV ten onrechte de uitkering had geweigerd. De Raad stelde vast dat het primaire besluit van het UWV enkel inhield dat de ziekengelduitkering per 15 augustus 2001 werd geweigerd, maar dat er geen beslissing was genomen over het recht op een voorschot. Dit betekende dat de rechtbank niet had kunnen oordelen over het recht op voorschot, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak.
Daarnaast oordeelde de Raad dat het UWV niet had beslist op het verzoek van appellant om vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. De Raad veroordeelde het UWV tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedroegen, en bepaalde dat het UWV een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de uitspraak.