ECLI:NL:CRVB:2005:AU2259
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- J.E. Meijer
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en de beoordeling van psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die stelt dat zijn psychische en lichamelijke klachten door de verzekeringsartsen zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die op 21 maart 2001 had besloten om appellant geen uitkering toe te kennen omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 29 augustus 2003.
Tijdens de zitting op 14 juni 2005 heeft appellant zijn standpunt herhaald dat zijn klachten niet adequaat zijn beoordeeld. Hij voerde aan dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende informatie had opgevraagd bij zijn behandelend psychiater en orthopedisch chirurg. De Raad overweegt dat er geen reden was voor de bezwaarverzekeringsarts om meer informatie op te vragen, aangezien de beschikbare informatie geen andere visie op de belastbaarheid van appellant bood. De Raad concludeert dat de eerdere oordelen van de rechtbank en de verzekeringsartsen juist zijn en dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onjuist is vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak wordt gedaan door mr. C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, op 6 september 2005.