ECLI:NL:CRVB:2005:AU2263

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2865 ALGEM + 04/2867 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.J. van der Net
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling freelance werkzaamheden van een fotojournalist in het kader van verzekeringsplicht

In deze zaak gaat het om de vraag of de freelance werkzaamheden van een fotojournalist voor een appellante, die een wekelijkse advertentiekrant uitgeeft, moeten worden aangemerkt als een arbeidsverhouding die leidt tot verzekeringsplicht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank te Zwolle. De rechtbank had geoordeeld dat de freelance werkzaamheden van de journalist aan de appellante als een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding moesten worden beschouwd, op basis van de sociale werknemersverzekeringswetten en het Koninklijk Besluit van 24 december 1986.

De appellante had in hoger beroep aangevoerd dat de journalist zijn werkzaamheden als zelfstandige had verricht en dat de verzekeringsplicht ten onrechte met terugwerkende kracht was vastgesteld. De Raad overwoog dat de journalist, ondanks zijn investeringen in fotoapparatuur en het voeren van een administratie, niet als zelfstandig ondernemer kon worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de appellante de enige opdrachtgever van de journalist was en dat er geen sprake was van een ondernemersrisico voor de journalist.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de freelance werkzaamheden van de journalist inderdaad onder de verzekeringsplicht vallen. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2005.

Uitspraak

04/2865 ALGEM
04/2867 ALGEM
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Namens appellante heeft J. ter Welle, verbonden aan Countus accountants + adviseurs B.V. te Zwolle, op bij aanvullend hoger beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen op 26 april 2004 onder kenmerk 02/1390 en 03/417 door de rechtbank te Zwolle gegeven uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld ter zitting van de Raad van 9 juni 2005, waar appellante zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde J. ter Welle en waar gedaagde werd vertegenwoordigd door L.E. Willemen, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Appellante geeft een wekelijkse advertentiekrant uit. Daarnaast heeft zij tot het jaar 2001 een plaatselijke kabelkrant geëxploiteerd. Vanaf het jaar 1996 maakte appellante gebruik van de diensten van de freelance fotojournalist [journalist] (hierna: [journalist]), wiens geschikt bevonden foto’s werden gepubliceerd, zowel in het weekblad als op de kabelkrant. [journalist] was op alle dagen van de week voor appellante werkzaam en declareerde wekelijks aan de hand van een vast bedrag per foto en de daarnaast gemaakte kosten.
Bij besluit van 15 november 2002 heeft gedaagde haar besluit gehandhaafd dat [journalist] zijn freelance werkzaamheden voor appellante heeft verricht in een arbeidsverhouding, die leidt tot verzekeringsplicht op grond van artikel 5, aanhef en onder d, van de sociale werknemersverzekeringswetten in verbinding met artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 24 december 1986, Stbl. 1986, nr. 655 (hierna: het KB).
Bij besluit van 19 maart 2003 heeft gedaagde de correctienota’s over de jaren 1997 tot en met 2001 gehandhaafd, die zij in verband met de werkzaamheden van [journalist] heeft opgelegd.
De beroepen van appellante zijn door de rechtbank ongegrond verklaard. Daarbij heeft zij, samengevat, overwogen dat aan alle voorwaarden voor het aannemen van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 van het KB is voldaan en voorts dat de uitzondering die in artikel 2 van de ministeriële beschikking van
23 december 1986, Stcrt. 1986, 251 is gemaakt voor auteurs en redactiemedewerkers niet op [journalist] van toepassing is, nu deze beroepsmatig als auteur/redactiemedewerker voor appellante werkzaam is en niet kan worden gezegd dat hij als zelfstandige werkzaam was. De rechtbank was ten slotte van oordeel dat gedaagde niet is gebonden aan het oordeel van de Belastingdienst.
Appellante heeft in hoger beroep de juistheid van deze uitspraak bestreden. Zij heeft aangevoerd dat gedaagde ten onrechte met terugwerkende kracht verzekeringsplicht aanwezig heeft geacht voor de freelance werkzaamheden van [journalist] en dat dit is gebeurd op basis van onjuiste mededelingen van [journalist] en kennelijk onder invloed van de omstandigheid dat [journalist] in het jaar 2001 voor zes uur per week andere, wél verzekeringsplichtige redactiewerkzaamheden ten kantore van appellante is gaan verrichten. Appellante is van mening dat [journalist] zijn fotografiewerkzaamheden heeft verricht als zelfstandige, zodat hij op grond van artikel 8 van het KB als niet verplicht verzekerd moet worden aangemerkt. Het bevreemdt appellante ten slotte dat gedaagde zich in het besluit op bezwaar baseert op artikel 5 van de sociale werknemersverzekeringswetten, terwijl aanvankelijk artikel 3 van deze wetten aan de verzekeringsplicht ten grondslag was gelegd.
De Raad overweegt als volgt.
Het staat gedaagde vrij in het besluit op bezwaar de grondslag van zijn beslissing te wijzigen, aangezien de bezwarenprocedure een volledige heroverweging van het primaire besluit inhoudt.
Appellante heeft niet betwist dat de arbeidsverhouding tussen haar en [journalist] voldoet aan alle voorwaarden van artikel 5, eerste en derde lid, van het KB. In beginsel is sprake van een met een dienstbetrekking gelijkgestelde arbeidsverhouding. Appellante bestrijdt verder niet dat [journalist] aangemerkt moet worden als een beroepsmatig werkend auteur of redactiemedewerker. De uitzondering op de verzekeringsplicht voor niet-beroepsmatig werkende auteurs en redactiemedewerkers is niet van toepassing.
Het geding spitst zich aldus toe op de vraag of [journalist] voor zijn fotojournalistieke werk voor appellante beschouwd moet worden als zelfstandige, in welk geval hij op grond van artikel 8 van het KB niet verplicht verzekerd is.
Met gedaagde en de rechtbank en op dezelfde gronden is de Raad van oordeel dat [journalist] niet als zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt. Zelfs wanneer in aanmerking wordt genomen dat [journalist] moet investeren in fotoapparatuur, dat hij een administratie voert en dat de vermelding van zijn naam onder een foto zijn bekendheid in het maatschappelijk verkeer bevordert, dan nog is van dit onvoldoende betekenis om te kunnen zeggen dat hij als zelfstandig ondernemer werkzaam was. In dit verband acht de Raad doorslaggevend dat appellante over alle in geding zijnde jaren vrijwel de enige opdrachtgeefster van [journalist] was en dat, gelet op de continuïteit van het werk voor appellante, van enig ondernemersrisico voor [journalist] geen sprake is geweest.
Van schending van het vertrouwensbeginsel is geen sprake. Immers, er zijn geen eerdere looncontroles geweest waarbij de werkzaamheden van [journalist] ter sprake zijn gekomen. Evenmin heeft gedaagde of zijn rechtsvoorganger in het verleden uitlatingen gedaan waaraan appellante het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat [journalist] geen verzekeringsplichtige arbeid verrichtte.
Tegen het opleggen van correctienota's, noch tegen de hieraan ten grondslag liggende berekeningen zijn afzonderlijke grieven aangevoerd, zodat een en ander geen bespreking behoeft.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans en mr. C.P.M. van de Kerkhof als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2005.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) J.P. Mulder.
GG310805