ECLI:NL:CRVB:2005:AU2302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- J.J.B. van der Putten
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag wegens gebrek aan bewijs van huishouden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellant, die niet kon aantonen dat zijn dochter Hilal in de relevante periode tot zijn huishouden behoorde. De zaak is ontstaan na een aanvraag om kinderbijslag door de ouders van appellant, waarna de Sociale verzekeringsbank een onderzoek instelde. Bij besluit van 12 juli 2002 werd aan appellant medegedeeld dat hij geen recht had op kinderbijslag met ingang van het vierde kwartaal van 1998. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond, omdat appellant niet kon bewijzen dat Hilal bij hem woonde.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het aan de Sociale verzekeringsbank was om aan te tonen dat Hilal niet tot het huishouden van appellant behoorde. De Raad oordeelde dat de Sociale verzekeringsbank niet voldoende had aangetoond dat appellant geen recht had op kinderbijslag over de periode van het vierde kwartaal van 1998 tot en met het derde kwartaal van 1999. De Raad heeft geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht heeft geschonden, omdat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering bevatte.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en bepaald dat de Sociale verzekeringsbank een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. Tevens is de Sociale verzekeringsbank veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, en moet het betaalde griffierecht van € 104,37 aan appellant worden vergoed.