ECLI:NL:CRVB:2005:AU2353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteiten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond werd verklaard. Het UWV had op 21 augustus 2003 aan appellant meegedeeld dat zijn WW-uitkering met 20% zou worden gekort gedurende 16 weken, omdat hij onvoldoende sollicitatieactiviteiten had verricht in de periode van 16 juni tot en met 13 juli 2003. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde zijn bezwaren ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd gesteld dat appellant niet voldeed aan de sollicitatieplicht zoals vastgelegd in het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wel degelijk sollicitatie-inspanningen had geleverd, maar dat deze niet hadden geleid tot een passende vacature. Hij stelde dat hij alle beschikbare middelen had aangewend om werk te vinden, maar dat hij in week 27 geen sollicitatie had kunnen doen. De Centrale Raad van Beroep beoordeelde de zaak aan de hand van de Werkloosheidswet en concludeerde dat appellant inderdaad niet voldeed aan de sollicitatieplicht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korting op de WW-uitkering terecht was opgelegd. De Raad vond geen aanleiding om af te wijken van de beslissing van het UWV, aangezien appellant in week 27 geen concrete sollicitatie had verricht.
De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak in stand kon blijven en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 augustus 2005.