ECLI:NL:CRVB:2005:AU2400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.M. van Wechem
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Loonheffing voor Poolse werknemers en de hoorplicht van de werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door een appellante, vertegenwoordigd door mr. W.J.M. Overtoom, tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 2 november 2004 geoordeeld dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) de premies voor vier Poolse werknemers niet correct had berekend, omdat appellante niet had voldaan aan de vereisten voor het anoniementarief voor loonheffing. Gedaagde had vastgesteld dat appellante geen identiteitsbewijzen en loonbelastingverklaringen van de werknemers in haar administratie had, wat leidde tot aanvullende premieheffing over 2000.
De rechtbank vernietigde het besluit van gedaagde wegens schending van de hoorplicht, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Appellante beperkte haar hoger beroep tot de vraag of de betrokken werknemers op grond van de Koppelingswet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringswetten. Gedaagde betwistte dit en stelde dat de bewijslast bij appellante ligt. De Raad overwoog dat het primair de verantwoordelijkheid van de werkgever is om de verblijfsrechtelijke status van werknemers te verifiëren. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd dat de werknemers illegaal waren en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot de controle van de verblijfsstatus van werknemers en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De Raad oordeelde dat gedaagde in dit geval niet verantwoordelijk was voor het verifiëren van de verblijfsstatus, aangezien de werkgever in gebreke was gebleven om de benodigde vergunningen aan te vragen. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en onderstreept de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldigheid te betrachten bij het aannemen van werknemers, vooral in het geval van buitenlandse werknemers.