ECLI:NL:CRVB:2005:AU2404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- A.H. Polderman-Eelderink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag vervoersvoorziening WVG en medische indicatie
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2005, ging het om de aanvraag van een vervoersvoorziening op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). De appellant, die niet verschenen was, had eerder een verzoek ingediend dat was afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Assen bevestigd, waarin de afwijzing van de aanvraag werd gehandhaafd. De Raad baseerde zijn oordeel op de onderzoeksbevindingen van onafhankelijke deskundigen, waaronder W.C.G. Blanken, revalidatiearts, en J.M.E. van Zandvoort, zenuwarts. Deze deskundigen concludeerden dat de appellant, op basis van objectieve medische maatstaven, niet was aangewezen op een handbewogen rolstoel. Ook de geneeskundige van de GGD, J. Dekker, kwam tot dezelfde conclusie. De Raad oordeelde dat er geen medische beperkingen waren die de appellant zouden dwingen tot het gebruik van een vervoersvoorziening. De deskundigen benadrukten dat het toekennen van een verplaatsingsvoorziening zelfs antirevaliderend zou zijn, omdat het de appellant zou aanmoedigen om in zijn huidige ziektegedrag te blijven. De Raad concludeerde dat het essentieel was dat de appellant stappen zette om zijn situatie te verbeteren, met professionele hulp, en dat hij de gedragsbevestigende invloed vanuit zijn gezin diende te overstijgen. De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.