ECLI:NL:CRVB:2005:AU2529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die stelt volledig arbeidsongeschikt te zijn. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het bezwaar van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. De zaak is ontstaan na een besluit van het Uwv op 20 juli 2001, waarin werd gesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% bedraagt. Appellante heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd afgewezen.
De Raad heeft de medische rapporten van verschillende specialisten, waaronder de verzekeringsarts M. Levy en de bezwaarverzekeringsarts M.I. Badloe, in overweging genomen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante per 27 maart 2001 volledig arbeidsongeschikt was, terwijl de bezwaarverzekeringsarts en de rechtbank van mening waren dat er geen medische redenen waren om van dit oordeel af te wijken. De Raad heeft ook gekeken naar de rapporten van H. Herngreen, die een myofasciaal pijnsyndroom bij appellante constateerde, maar de Raad vond onvoldoende bewijs dat appellante op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt was.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. De Raad concludeert dat de primaire verzekeringsarts de belastbaarheid van appellante correct heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 2 september 2005.