ECLI:NL:CRVB:2005:AU2536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- A.C.W. van Huussen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van WAO-besluit en nader onderzoek naar arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant, die als zelfstandig centrale verwarmingsinstallateur en krantenbezorger werkzaam was. Appellant heeft zijn werkzaamheden gestaakt op 8 mei 2000 vanwege rug-, nek- en knieklachten. Het Uwv had hem met ingang van 6 mei 2001 een uitkering toegekend, maar appellant was van mening dat zijn arbeidsongeschiktheid al eerder was ingetreden. Hij voerde aan dat hij al sinds 1996 medische klachten ondervond en dat de intrede van zijn arbeidsongeschiktheid eerder dan 8 mei 2000 had plaatsgevonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 juli 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berustte. De Raad oordeelde dat er nader onderzoek moest worden gedaan naar het tijdstip van intrede van de arbeidsongeschiktheid en naar de aard en omvang van de werkzaamheden die appellant vóór die datum had verricht. De Raad vernietigde het besluit van het Uwv en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.538,- bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 87,- aan appellant diende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de appellant en de noodzaak om de juiste datum van intrede van arbeidsongeschiktheid vast te stellen, evenals de betekenis van eerdere werkzaamheden in het kader van de WAO.