ECLI:NL:CRVB:2005:AU2768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering en geschiktheid voor eigen werk en geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan gedaagde door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Gedaagde, die arbeidsongeschikt was geworden voor haar werk als tuinbouwmedewerkster, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van 18 december 2001, waarin haar uitkering werd geweigerd. De rechtbank ’s-Gravenhage had eerder het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het besluit vernietigd, met de opdracht aan het Uwv om een nieuw besluit te nemen. Het Uwv ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 29 juli 2005 werd de zaak behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Kluytmans. Gedaagde was niet aanwezig. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch substraat van het bestreden besluit in overeenstemming was met het oordeel van de rechtbank, dat in hoger beroep niet was bestreden. De Raad beoordeelde de geschiktheid van gedaagde voor de geselecteerde functies en concludeerde dat er voldoende functies beschikbaar waren die aan de vastgestelde belastbaarheid voldeden.
De Raad stelde vast dat de rechtbank ten onrechte alleen de drie aanvankelijk voor de schatting in aanmerking genomen functies had bezien en niet ook de reservefuncties. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand kon blijven. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidend beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en N.J. Haverkamp als leden, in aanwezigheid van griffier J.E. Meijer.