ECLI:NL:CRVB:2005:AU2769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Erkenning van naar Turks recht erkende kinderen voor kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak gaat het om de vraag of kinderen die naar Turks recht zijn erkend, kunnen worden aangemerkt als eigen kinderen in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellant, vertegenwoordigd door drs. M.A. Spaans, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die de weigering van de Sociale verzekeringsbank om kinderbijslag te verlenen aan appellant voor zijn erkende kinderen, Hüseyin en Kevser, had bevestigd. De Sociale verzekeringsbank had in eerste instantie geweigerd kinderbijslag te verstrekken, omdat deze kinderen volgens hen niet als eigen kinderen van appellant konden worden beschouwd onder artikel 7, eerste lid, van de AKW.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Sociale verzekeringsbank in een later stadium haar standpunt heeft herzien en nu van mening is dat de kinderen alsnog als eigen kinderen van appellant moeten worden aangemerkt, mits aan de overige voorwaarden voor kinderbijslag is voldaan. De Raad heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd was en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft de Sociale verzekeringsbank opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad.
Daarnaast heeft de Raad de Sociale verzekeringsbank veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,= voor verleende rechtsbijstand, en heeft de bank ook het betaalde griffierecht van € 116,= aan appellant moeten vergoeden. De uitspraak is gedaan op 16 september 2005 door mr. H. van Leeuwen, in aanwezigheid van griffier J.J.B. van der Putten.