ECLI:NL:CRVB:2005:AU2773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en vaststelling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die werkzaam was als begeleider projecten bij een in Duitsland gevestigd bouwbedrijf. Appellant had een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze was herzien door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad van Bestuur van het Uwv had in augustus 2002 het bezwaar van appellant tegen de herziening ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Roermond had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant stelde dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat hij niet in staat was de voorgehouden functies te vervullen, met name vanwege zijn hartproblematiek en slaapapneu.
Tijdens de zitting op 29 juli 2005 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de gedaagde partij niet vertegenwoordigd was. De Raad overwoog dat de medische advisering die aan het bestreden besluit ten grondslag lag, niet in strijd was met de zorgvuldigheidsvereisten. Appellant had niet overtuigend aangetoond dat de medische en arbeidskundige oordeelsvorming niet zorgvuldig was geweest. De verzekeringsartsen hadden rekening gehouden met de door appellant genoemde klachten en hadden deze verwerkt in de belastbaarheidspatronen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om de voorgehouden functies te vervullen op de relevante data. De Raad besloot dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 september 2005.