ECLI:NL:CRVB:2005:AU2790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W. Schuttel
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-uitkering van een centrale verwarmingmonteur met hartklachten
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de WAO-uitkering van een centrale verwarmingmonteur die uitviel met hartklachten. De appellant, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank, betoogde dat zijn rugklachten ten onrechte niet waren meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 augustus 2005, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en de gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer van het Uwv.
De Raad overweegt dat de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard en dat het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad merkt op dat de informatie die de appellant ter zitting heeft verstrekt over zijn ziekmelding in 2004 niet relevant is voor de beoordeling van zijn gezondheidssituatie op 21 mei 2002. De gemachtigde van de gedaagde heeft wel toegezegd dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid van de appellant zal worden onderzocht, maar dit heeft geen invloed op de huidige uitspraak.
De Raad bevestigt dat het bestreden besluit is gebaseerd op een zorgvuldig medisch onderzoek. De door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde beperkingen zijn niet onderbouwd door objectieve medische gegevens van de appellant. De Raad concludeert dat de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid, die is vastgesteld op 25 tot 35%, juist is en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit stand kan houden. Het hoger beroep van de appellant wordt dan ook afgewezen.