ECLI:NL:CRVB:2005:AU3056
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W. Schuttel
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellante voor geselecteerde functies na whiplashklachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin de geschiktheid van appellante voor bepaalde functies na een whiplashklacht werd beoordeeld. Appellante, geboren op 28 juni 1979, was werkzaam als caissière en viel uit na een auto-ongeval op 13 oktober 2000. De verzekeringsarts J. Rietkerk stelde een postwhiplashsyndroom en een somatoforme stoornis vast, wat leidde tot een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waarin beperkingen werden vastgesteld. De arbeidsdeskundige F. Klein Koerkamp concludeerde dat appellante niet meer geschikt was voor haar eigen werk, maar wel voor andere functies, waaronder boekhouder en portier, met een arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%.
Appellante was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. In bezwaar werd haar standpunt door de bezwaarverzekeringsarts N. Visser niet ondersteund, en het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat gedaagde onvoldoende had ingegaan op de grieven van appellante en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij opnieuw stelde dat haar beperkingen te licht waren ingeschat en dat zij niet voldeed aan de opleidingseisen voor de geselecteerde functies.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat gedaagde in voldoende mate de geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies had aangetoond. De Raad oordeelde dat appellante met een VBO-niveau voldeed aan de opleidingseisen en dat de medische component van het bestreden besluit op goede gronden berustte. De Raad zag geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten, en concludeerde dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat. De uitspraak werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling.